Hallo Nederland / Nǐ hǎo hélán / 你好荷兰
“Nou die uitdaging ga ik wel aan!” zei ik toen mijn vriend in maart een nieuwe functie aangeboden kreeg. We verkochten de auto, trouwden, verhuurden ons huis en nog geen half jaar later zaten we in ons quaraintainehotel in Xiamen, China. Tien dagen lang in twee aparte kamers.
Xiamen, een eiland aan de kust tegenover Taiwan, is een ontwikkelde groene stad. De stad ligt in de provincie Fujan, waar Xi Jinping ooit gouverneur was. Auto’s die op het eiland rijden mogen niet ouder dan zeven jaar zijn. Alle scooters zijn elektrisch, bussen ook. Voetpaden hebben gele gebobbelde routes voor blinden en slechtzienden. Het is duidelijk dat deze stad is gebouwd met een plan. De infrastructuur is prettig en er is veel ruimte voor natuur en recreatie. Op het eiland ligt een meer met rondom een park waar geen fietsers of scooters mogen komen. Mensen doen hier hun Tai Chi, dansen, sporten, luisteren naar muziek of zitten op een bankje een spelletje te doen. Overdag wandelen grootouders hier met hun kleinkinderen.
Oppervlakkig gezien is het leven hier niet anders dan in het Westen. Hier op het parkeerterrein van ons appartementencomplex staan dikke BMW’s en soortgelijke Chinees gemerkte voertuigen. Maar als ik naar buiten loop en mijn afval zo gescheiden mogelijk probeer te deponeren in de vier klikobakken die er voor het 32 verdiepingen tellende gebouw beschikbaar zijn, zie ik vaak al de mannen en vrouwen die met een houten tang door het afval gaan klaarstaan. Zij controleren nog geen minuut nadat ik afstand heb gedaan van mijn afval als aasgieren of er nog iets tussen zit dat in de verkeerde bak zit. Eén keer ben ik door een oude dame, drie koppen kleiner, op iets aangesproken dat kennelijk in de verkeerde bak ging. In onverstaanbaar Chinees, met luide stem en ongetwijfeld krachtige taal foeterde ze mij uit terwijl ze veel te dicht op me stond. Zo voelde het tenminste, want verstaan doe ik het Chinees nog niet. De boodschap kwam wel aan; sindsdien scheid ik mijn afval minutieus.
Zo zijn er meer dagelijkse dingen die bizar anders zijn dan we gewoon waren. Tegen mijn verwachtingen in regent het hier bijna niet. En toen het hemelwater eenmaal zachtjes op ons neerdaalde werd mij gezegd: “This is not from nature, it is from the government.” Refererend naar met chemicaliën opgewekte regenbuien die de overheid inzet om droogte te bestrijden. Of het nu waar is of niet dat er die week kunstmatige regen uit de lucht kwam vallen, de overtuiging van de bevolking dat de regering het beste met ze voor heeft is weerbarstig en hun goedgelovigheid en flexibiliteit is verbazingwekkend.
“Corona is nu alleen nog maar gevaarlijk voor oudere mensen, dus we zijn veilig”, is één van die overtuigingen die er onlangs vrij makkelijk in ging. Tot voor kort toonden wij bijna overal via een app aan dat we een 24- of 48 uur-negatieve coronatest hadden. Bij de supermarkt, gym, restaurants, in de metro.
De coronaregistratie is nu volledig verdwenen. Maar als ik het pontje neem naar het vasteland, neem ik ook mijn paspoort mee. Alles wordt vastgelegd. Toen ik onlangs in het community center een gesprek had over het organiseren van online programma’s (het bloed kruipt waar het niet gaan kan) werden er ongevraagd foto’s van ons gemaakt. De vrouw die dat deed keek mij niet aan, ze maakte foto’s, draaide weg en ging zitten. Geen dank u, geen knikje. Bij navraag: “Our boss wants us to register everything we do, because otherwise he does not believe we are productive.”
De Chinezen zelf is het niet kwalijk te nemen. Geboren en getogen in het land waar de werkelijkheid die van de Volkspartij is, met een recente geschiedenis van armoede, honger, ziekte en onderdrukking die sinds pas een klein aantal decennia is verdwenen. Daar is een relatieve welvarendheid voor in de plaats gekomen. Er is eten, je kan meerdere kinderen krijgen. En er is veiligheid, want waar zijn die camera’s anders voor? Het gros van de Chinezen vinden het fijn, ‘de partij zorgt goed voor ons’.
Voor de meesten dan. Niet voor de familie van de studente uit Xingjiang die ik bij de Chinese school ontmoette. Haar moeder zat al maanden in quarantaine. Zij zelf mag niet terug naar haar hometown. En nu ze bijna is afgestudeerd en van de campus mag (waar anderen nooit verplicht waren te wonen, zij wel) is het lastig voor haar een huurwoning te vinden. Want mensen uit Xingjiang zijn niet te vertrouwen. Weer zo’n overtuiging.
De meeste mensen zijn vrolijk met soms een naïef-positieve instelling. In het weekend zie ik vaak vaders met hun kind wandelen, praten, spelen. Kinderen zijn nieuwsgierig en die kijken soms ongegeneerd naar ons. Maar kijken naar andere mensen is onbeleefd, volgens de Chinezen. Ik zou het ze graag willen vragen.
In januari begin ik met extra lessen Chinese taal. Want kunnen communiceren, contact hebben met mensen is zéker een van mijn wensen hier. Al is het maar om te vragen waar de regen vandaan komt.
Karen van Dalsem